Vertellingen van Cornelius Willem Frederik (Kees) Tempelaar

Eerst dan wat over mijn Vader (Cor): Die werd geboren in Kinderdijk (de Kinderdijk, zei hij zelf altijd) op 22 December 1883. 

Zijn Vader (Arie), mijn Grootvader dus, "bouwde schepen"', zo is mij verteld, en daar eindigt dan ook mijn kennis. Of hij een werf bezat, of dat hij op een andermans werf werkte, en in welke functie dan wel, weet ik niet. Hij "bouwde schepen"', sec !!

Hoe het daar ‘op’ de Kinderdijk allemaal gelopen is, weet ik ook niet, maar uit de mond van mijn vader weet ik, dat hij er erg trots op was zomer en winter naar de HBS in Dordrecht te zijn gelopen, en dan is er een hiaat , waarna hij de HBS afmaakte in Zwolle. Over die hiaat werd bij ons thuis NIET gesproken, en het zal dan ook wel kinderlijke fantasie zijn, misschien steunend op een opgevangen flard van een gesprek, maar ergens heeft zich bij mij de indruk gevestigd als zou Opa Tempelaar in een dronken bui te water zijn geraakt en te zijn verdronken. (20 oktober 1897)

Ik heb daarover geen enkele positieve uitspraak en het kan dus best allemaal gefantaseerd zijn, maar feit is, dat als mijn vader 's avonds voor het naar bed gaan van mijn moeder een borreltje wilde, hij altijd moest bidden en smeken en zelfs zo ver ging te zeggen: "Kaas, ik geef je er een kwartje voor", waarbij ik ter verduidelijking aanteken, dat "Kaas"' zijn koosnaam was voor mijn moeder en een kwartje in die tijd een heleboel geld, Ik vermoed, dat dit alles is terug te voeren op angst voor erfelijke belasting, die zich - speciaal onder alcoholici – zou manifesteren, en die, gezien mijn eigen voorliefde voor drank, én die van jullie, mijn kinderen, niet denkbeeldig te noemen is. Hoe dan ook, na de dood van Grootvader Tempelaar, verhuisde een deel van het gezin Tempelaar naar Zwolle, waar een (notaris?) Ten Doeschate, al dan niet familie van de bekende specerijenhandelaar, zich blijkbaar over hen ontfermde, waardoor dus verklaard zou zijn waarom mijn vader daar in Zwolle zijn HBS afmaakte.

Hiermee eindigt mijn informatie over de Zwolle tijd van mijn vader. Ik heb bij mijn zuster nagevraagd of zij misschien méér weet, maar dat is niet het geval.

Of de Tempelaar-en van huis uit van "de eilanden'' kwamen, weet ik niet. 't Kan best zijn, dat mijn vaders moeder, oma Tempelaar noemden we haar altijd, daar uit de buurt stamde, maar ook dat weet ik niet en ken niet eens haar familienaam.
Wel weet ik dat daar in de buurt van Kinderdijk veel ooms en tantes van mijn vader woonde, in Puttershoek, 's Gravendeel en Mijnsheerenland enzo, en dat daar de meest merkwaardige namen heersten. Zo waren er tantes die Pietercorneeltje en Pietergerritje heetten, waar mijn zuster Gé wel eens te logeren is geweest.
Eens moet ik ook in Puttershoek geweest zijn, want ik herinner mij vaag een wit huis, onder aan een dijk.
Mijn Vader begon zich later voor zijn eigen afstamming te interesseren en dook dan in oude gemeente- en kerkarchieven, en als je dan vroeg wat hij allemaal uitgevonden had, dan kreeg je een antwoord in de geest van: Ik ben niet verder gekomen dan 1700 (noem maar wat), toen de eerste Tempelaar uit Schotland in Holland aankwam, ook gaf hij eens aan zo'n genealogisch bureau opdracht om het allemaal eens voor hem uit te zoeken en die kwamen na enige tijd ook trouwhartig met een familiewapen op de proppen, maar over wat ze verder uitknobbelde is, bij mijn weten, niets vastgelegd, het kan zijn, dat mijn grootmoeder van zichzelf Verschoor heette, want dat is een naam die ik vrij veel heb horen noemen.


De zussen en broers van Cor.

Tante Nel

Tante Nel trouwde, in Almelo (hoe dat zo geviel weet ik ook niet), met het hoofd van het lagere schooltje a/d Sluiskade op de hoek van de zijweg die tegenwoordig de Tijhofslaan heet, niet ver van de plek waar later de nieuwe HBS zou worden gebouwd. De man heette Drs. Wilhelm (kortweg Wil) Schrijver en werd later, hoeveel later weet ik niet, Rector van het Rotterdams Lyceum, een erg mooie baan is mij altijd verzekerd. Oom Wilhelm, ook wel Oom Wil, of nog korter "Oomke"', en Tante Nel hadden (en hebben) 3 kinderen: 2 neefjes Hans en Wil en 1 nichtje Corretje. Hans is ongeveer van mijn leeftijd en Wil en Corretje zijn telkens ± twee jaar jonger. Ik heb ze leren kennen in hun ouderlijk huis a/d Julianalaan “op” Kralingen, in Rotterdam, waar wij Almeloers af en toe te logeren werden gevraagd om wat stadsleven te proeven, en waarvan ik me dan herinner hoe wij van hun huis uit rond de Kralingse plas liepen en daar dan precies een uur over deden. Wil heb ik na die kinderjaren nooit meer gezien, hoewel ik meen, dat hij en zijn moeder op onze trouwerij in A'dam waren. Hij is getrouwd in uitgeverskringen, na zijn rechtenstudie, en is iets in die branche, bij de Zuid Hollandse Uitgeverij of daaromtrent.

Over Corretje weet ik iets meer. Ze trouwde vrij jong met ene Ir. Boud Giljam, een scheepsbouwer en coming man bij de werf Smit in R’dam. Alles was koek en ei, tot de man, Kort vóór de oorlog, naar mij is gezegd uit angst voor de Russen, besloot om naar Z. Afrika te emigreren om daar een baan als docent (prof of lector) a/d Universiteit van Stellenbos te aanvaarden. Ze zijn sedertdien gescheiden, maar wonen, voor zover mij bekend, beiden nog daar, Corretje met één of meer kinderen.

Over neefje Hans later meer.
Over de hele familie Schrijver nog even, dat we er als kinderen weliswaar niet zo vaak contact mee hadden, maar altijd wel erg prettig. Tante Nel was wel eens wat lastig met haar eeuwige idee-fixe op allerlei gebied, maar Oomke was altijd erg prettig. De kinderen Schrijver zijn grootgebracht met liters bessensap, omdat Tante Nel ergens gelezen had, dat dat zo goed was tegen de "puistjes"'. Ook waren ze, binnen de kring van hun eigen gezin, overtuigde nudisten, wat wel eens tot merkwaardige situaties leidde als we bij hun logeerden, broertje Wim en ik. Zo herinner ik me één logeerpartij in een door hen gehuurd huisje in Ouddorp en de tocht daarnaartoe, met de boot van Rotterdem uit, door het Voornsche Kanaal, naar Stellendam (denk ik) en vandaar uit met de fiets verder.

Ongeveer een jaar geleden - het is nu Maart 1980 - overleed Oomke, maar Tante Nel leeft dan nog altijd in hun flat in Rotterdem, met uitzicht op de Lijnbaan en het Doelenplein, Markant is misschien nog, dat Oomke zijn beide zoons als laatste voornaam de naam Niebuir gaf, omdat hij de naam Schrijver wat klerkelijk vond en hoopte dat zijn zoons die laatste voornaam voluit zouden schrijven. Beiden deden dat NIET, wat m.i. voor ze pleit.

Tante Bets

Mijn Vaders andere zuster, mijn tante Bets, was getrouwd met ene Elzo Wind, die zich ingenieur noemde, maar dat waarschijnlijk niet was. Waar en wanneer ze getrouwd zijn, weet ik niet. Wat hij deed in de jaren voor hij naar Almelo kwam, weet ik ook niet. Ze hebben in Indië gezeten, maar ik weet niet wat ze er deden. Er is een verhaal over oom Elzo die in de eerste wereldoorlog in een duikboot de Stille Oceaan overstak, maar ik weet niet welke kant op, van San Francisco naar Indië of andersom. Ze hadden 3 kinderen: 2 zoons, Jan en Kees, en 1 dochter Tia. Of Tia ouder was dan Jan of omgekeerd, weet ik niet, maar Kees was de jongste; 1 of 2 jaar ouder dan ik. Jan en Tia heb ik in mijn leven waarschijnlijk maar een paar keer gezien, maar met Kees heb ik vrij veel contact gehad. De eerste keer was dat in Utrecht, waar zij toen woonden en waar ik logeerde. Kees liet mij toen de postzegelverzameling van zijn Vader zien, herinner ik mij als meest indrukwekkende indruk. Later, jaren later, kwamen zij in Almelo wonen, d.w.z. oom en tante Elzo/Bets, Kees en Tia Jan werkte toen op een architectenbureau in Amsterdam. Ze woonden in een bovenhuis op de hoek van de Hofkampstraat en de Grotestraat, boven een kleermaker, mooi dicht bij het werk van Oom Elzo, die toen in dienst was van het Waterschap 'De Regge', verderop in de Hofkampstraat, waarvoor hij projecten leidde in de sfeer van kanalisaties enzo rondom Almelo. Ook is er ergens een periode geweest, dat Kees bij ons op het Molenkamppark 10 heeft gewoond en in Almelo naar school ging. Deze periode viel binnen de tijd dat wij ook een neefje Kees Beke bij ons in huis hadden, zodat we toen 3 Kezen hadden, die dan ook Kees 1, 2 en 3 genoemd werden. In welk verband deze Kees Beke tot ons stond, weet ik niet, maar hij woonde vrij lang bij ons, ging in Almelo op de HBS en deed er, dacht ik, zijn eindexamen. Hij had als grootste attractie een soort elektriseermachine met Geisslerse Buizen enzo, waar we af en toe mee spelen mochten. Hij kwam uit Indië en woonde bij ons in een van de zolderkamers, die later mijn Kamer zou worden. Wim en ik sliepen toen op de achterzolderkamer en ik herinner me hoe we dan, voor in ons bed te duiken, eerst even bij Kees Beke binnen gingen om even goéd warm te worden, went hij stookte het daar altijd bloedheet met zijn petroleumkacheltje. Kees Beke had ook een zuster, maar die heeft nooit bij ons gewoond, maar is wel eens met ons mee geweest op vakantie naar Wijk aan Zee. Terug nu naar Kees Wind: In de periode dat ze daar boven die kleermaker woonden, had ik vrij intensief contact met neefje Kees en ik herinner me vele, lange wandelingen met hem, in en rond de stad, met lange - voor jongens diepgaande - gesprekken, waarin we elkaar, dacht ik, vrij goed leerden kennen en meer vrienden dan neven werden. Ik ben de juiste chronologische volgorde een beetje kwijt, waar het om de familie Wind gaat. Toen Kees Wind bij ons in huis woonde, moet ik nog erg jong geweest zijn, zo rond de 10 à 12 jaar, en toen zij daar boven die kleermaker woonden, schat ik mezelf op ± 17, maar erg zeker ben ik daar niet van. Hoe dan ook, ergens rond de jaren 1938 moet Oom Elzo weer ander werk hebben gevonden in de buurt van Deventer, want daar zijn ze toen naar verhuisd. Zéér goed herinner ik me in de mobilisatie, dus tussen Sept. '39 en Mei  40, eens, op weg naar huis - en dat was toen dus nog Almelo - een trein over te zijn gebleven in Deventer om mijn Oom en Tante op te zoeken. Vraag me niet meer waarom ik dat toen wou, want achteraf was het een zeer onzalige gedachte. Toen ik er aan kwam was alleen Tante Bets thuis, die me prettig ontving met thee enzo en vriendelijke conversatie, maar toen enige tijd later Oom Elzo thuis kwam, was het prettige er gauw af, doordat hij op mijn uniform begon te schelden en waarom wij toch zulke verdedigingswerken tegen een Duitse inval aanlegden en dat soort opmerkingen meer. Ik maakte me goed kwaad, Tante Bets suste nog wat, maar het kwam er toch op neer, dat ik er kwaad het huis uit ben gelopen, terug naar het station. Ik vertel dit zo in extenso, omdat dat het voorspel was van het drama dat zich later met die fam. Wind afspeelde, toen ze zich in de oorlog allemaal ontpopten als vuige NSB-ers. Gelukkig hebben we er toen, in de oorlog, niets anders van gemerkt dan wat ons als berichten bereikte, maar ik geloof, dat met name mijn Vader er nogal onder gebukt is gegaan zo'n zuster te hebben. Neefjes Jan en Kees meldden zich bij de Ned. Waffen SS of hoe dat ook geheten moge hebben en zullen wel naar het oostfront zijn gestuurd, waar ze misschien wel zijn gesneuveld, en zusje Tia trouwde met een NSB-tandarts (Lapöhn ofzo) in Velzen of Beverwijk, waarvan ik later eens opving, dat die zich na de oorlog op de een of andere manier weer heeft weten te rehabiliteren en weer een geacht burger te zijn geworden. Na afloop van de oorlog is mijn Vader eens, op verzoek van de één of andere instantie, naar een NSB-kamp in de buurt gegaan om daar zijn ge-interneerde zuster op te zoeken. Hij kwam er nogal ontdaan vandaan, maar ik meen niet, dat hij één vinger heeft uitgestoken om wat voor haar te doen, zo zeer had hij de pest aan dat soort volk. Wat er daarna van al die Winden geworden is, is mij geheel onbekend. Tot zover dus de zusters van mijn Vader.

Over nu naar de 4 broers:
Aai, Henk, Piet en Jan. Die Go, die ik eerder als potentiële broer noemde, was bij beter nadenken toch geen broer, maar een neef.

Van die broers weet ik bijzonder weinig. 3 Ervan gingen naar Indië en ik meen, dat 2 van die 3 daar stierven en begraven zijn. Eén bleef in Nederland, Jan meen ik, en die woonde in de jaren dat ik in Amsterdam was, in de Wijttenbachstraat 68 in Amsterdam-0ost. Ik ben er nooit geweest, maar heb in het voorbijlopen wel een keer of wat het naambordje op de deur zien zitten. Ik meen dat hij het was die een zoon had bij de Marine Vliegdienst, die op een goede dag, voor hem een slechte dus, met zijn vliegtuig naar beneden kwam en sindsdien van zijn middel af verlamd is gebleven. Eén broer, Henk denk ik, overleed in Den Haag in de zomer van '32 of 33. De begrafenis was op de dag dat mijn Veder als reisleider van een NRV-reis naar de Noordkaap zou vertrekken, waardoor hij er zelf dus Onmogelijk naar toe kon en mij, als oudste. zoon, afvaardigde. Ik herinner me er niet zo bar veel meer van, maar er is ergens een foto van me, zand of bloemen strooiende in het open graf. Eén van die in Indië overleden broers ligt begraven op het kerkhof van Soekaboemi en toen, na de tweede politionele actie op Java, Soekaboemi 'bevrijd' was, vroeg mijn Vader mij eens naar dat graf te willen gaan Kijken. Ik deed dat enige tijd later in gezelschap van Kees Bosschieter, de man van Geesje Rypkema (uit Almelo) en dat was een onderneming om nooit te vergeten. Na een gesprek met een soort beheerder van dat kerkhof, een vreselijk armetierig Soendaneesje, kwam er een boek op tafel waarin, na lang zoeken, omdat ik zelfs geen overlijdensjaar kon noemen, de plaats ven het graf kon worden opgezocht. We liepen er heen, vonden het en op dat moment kwam er uit de aangrenzende bosrand toch wel zo’n gemeen mitrailleurvuur op ons af, dat we ons plat moesten laten vallen en op onze buik, gebruik makend van iedere beschikbare grafsteen, terug zijn gekropen naar het poortgebouwtje waar de jeep stond en toen met vol gas konden weg komen. Ik heb dat nooit aan mijn Vader durven schrijven, want dat zou hij zichzelf nooit hebben vergeven. Hier eindigt mijn verhaal over mijn Vaders broers. Veel is het niet, maar mijn Vader was er ook niet zo mededeelzaam over, over zijn broers. Misschien komt dat doordat die broers tot dat deel ven de familie behoorden die niet in Zwolle werden opgevangen. Mijn Vaders Moeder, Oma Tempelaar, heeft later nog eens enige tijd bij ons in Almelo gewoond en met enige schaamte herinner ik me, dat we haar wel eens pestten door dingen, briefkaarten enzo, op haar rug onder haar ceintuur te steken. We kregen er van mijn Moeder altijd flink van langs als wij Oma zo hadden gepest. Ik denk, dat ze die laatste jaren een beetje dement was, maar kan me daarvan geen concrete voorbeelden herinneren. Waar en wanneer ze overleden en begraven is, weet ik niet. Tot zover dan over mijn Vaders familie, Over nu naar de familie ven mijn Moeder, waar ik véél meer van weet.

Brief van Cornelis Pieter Tempelaar (22-12-1883)

Neefje Hans Schrijver heeft ooit aan Cor gevraagd waar de familie Tempelaar vandaan komt. Cor heeft deze vraag schriftelijk beantwoord.

Almelo, 2 september 1943

Beste Hans,

Van avond een beetje tijd over hebbend wil ik je laatste brief maar beantwoorden betreffende de afstamming der “Tempelaars”.

Om te beginnen noem ik dan als stamvader, Pieter Tempelaar, timmerman en aannemer te Mijns Heerenland. Deze moet ongeveer geleefd hebben in den Napoleonsen tijd. Een overblijfsel van zijn zaak bestaat nog en heb ik nog ontmoet zijn kleindochter, Tante Dien, getrouwd met een zekere Derksen, die de zaak had. Ook de zonen van deze Derksen hebben deze zaak nog.

Ik denk in deze maand naar Oud-Beijerland te gaan en dan eens bij de familie Derksen aan te gaan om te proberen nog meerdere gegevens te verzamelen bij hen of op het gemeentehuis.

Deze Pieter Tempelaar had kinderen waarvan één, Hendrik Tempelaar onze grootvader is. Deze was hoofd van de school te Dubbeldam (waarschijnlijk eerst nog te ’s Gravendeel). Ik heb van mijn leven eens een zuster van mijn grootmoeder ontmoet te Mijnsheerenland, grootvader Hendrik Tempelaar was getrouwd met Jaapje Mol, die zeer rijk schijnt geweest te zijn Moeder sprak ten minste altijd van eigenares van 11 boerderijen. Uit dat huwelijk van grootvader en grootmoeder Tempelaar zijn vele kinderen geboren ik schat er een stuk of zeven in elk geval, drie zoons: Pieter, Arie en Kees en vele dochters: Pietje, getrouwd geweest met Visser, Sliedrecht, Dien / voornoemd getrouwd geweest met Derksen, Mijns Heerenland, Aal getrouwd geweest met Halewijn, Dort en Mout, getrouwd geweest met Schoonderwoud in ten verdronken polder.

De zoons Piet en Kees kozen het vak van hun grootvader en werden ook aannemer. Van de zaak van Pieter Tempelaar te Wieldrecht zetten de zoons deze voort. De aannemerij van Kees Tempelaar te Wieldrecht bestaat , geloof ik , niet meer.

Mijn vader was dan Arie Tempelaar de middelste zoon. Die het schoolmeester vak koos, daarin niet slaagde, boekhouder werd te Kinderdijk en daar trouwde met Cornelia Neeltje Verschoor.

Over de Verschoors familie zal ik maar niet schrijven, dat zou maar een afdwaling worden. Echter is deze ook zeer interessant en de moeite waard om nageplozen te worden Het waren mede scheepsbouwers, voortgekomen uit een geslacht van zeekapiteins uit Krimpen aan de Lek.

Van grootvader Hendrik Tempelaar bezit ik nog een rekenboekje indertijd door hem samengesteld en hier in Almelo opgedoken. Hoe bestaat het.

Volgens overlevering door moeder vaak verteld moet aan grootvader Hendrik Tempelaar eens nazoeking zijn gedaan omtrent de afstamming in verband met een erfenis uit Engeland afkomstig. Het resultaat was gunstig en de afstamming bewezen, doch financieel voordeel heeft hij er niet bij gehad, daar de kosten gelijk waren aan het erfenis deel.

Versterkt werd ik in deze opvatting toen ik onlangs in het boek “Rotterdam zoals wij het kenden” las de geschiedenis van de sektarische kerk te Rotterdam en daar bevestigd vond dat veel Schotse emirs in Rotterdam en omgeving zijn blijven wonen.

Zoals gezegd heb ik mij altijd van deze affaire geïnteresseerd en in tijd van plan geweest in Mijnsheerenland, ons stamland, een onderzoek in te stellen doch ben altijd van de daaraan verbonden kosten terug gekomen.

Nu gat dat veel gemakkelijker, maar is mij de manier van thans niet sympathieker.

Ook bestaat er een familie wapen van de Tempelaars en moet dat zijn in Duisburg, daar woont een naamgenoot die een expeditie bedrijf heeft en heeft hij zelfs vrachtwagens rijden op de Geldersche tram. Zodat onze naam in grote letters door de Uiddackter alle rijdt. Ik heb ook wel eens lust gehad daar op af te trekken, maar een zekere schroom heeft mij weerhouden. Verkeerd zal je zeggen, maar het is nu eenmaal zo.

Grootvader Jan Verschoor en zijn vrouw Elisabeth van Halewijn hangen bij mij in de voorkamer.

Ik hoop je een prettige vakantie gehad hebt en een beetje zon. In deze tijd hebben wij dat wel nodig, ofschoon er elken dag nieuw licht en nieuwe hoop komt.

Dat deze hoop spoedig moge overgaan in een heerlijke realiteit van vrede en overwinning is mijn vurige wens

Je oom Cor

https://beeldbank.regionaalarchiefdordrecht.nl/search/detail/id/3D9C2CF8BBDA10448460608B92D0D595/showbrowse
Klassenfoto met hoofdonderwijzer Hendrik Tempelaar van de school aan de Tweede Tol in Wieldrecht. 

https://beeldbank.regionaalarchiefdordrecht.nl/index.cfm?action=search.viewimage&img=serveimage%2Ecfm%3Ffile%3Dlarge%2F3%2F9%2F552%5F390589%2D010%2Ejpg